gynaecologisch
- gy·nae·co·lo·gisch
- afgeleid van gynaecologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gynaecologisch | gynaecologischer | |
verbogen | gynaecologische | gynaecologischere | |
partitief | gynaecologisch | gynaecologischers | - |
gynaecologisch
- (medisch) met betrekking tot de gynaecologie (vrouwenziekten)
- Hiervoor moet de patiënt in een gynaecologische stoel liggen met de benen gespreid.[1]
1. met betrekking tot vrouwenziekten
- Het woord gynaecologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ blz. 94 Basisboek obstetrie en gynaecologie verpleegkunde
Dries, I. e.a. (red)
Illustraties C. Bor
Uitgeverij Reed Business, 2000
ISBN 9035218140, ISBN 9789035218147