Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gym·schoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gymschoen gymschoenen
verkleinwoord gymschoentje gymschoentjes

Zelfstandig naamwoord

de gymschoenm

  1. (sport), (schoeisel) schoen die speciaal bedoeld is om op te gymmen
    • Het is prima als je naar school gaat op je gymschoenen, maar het is niet verstandig om ze aan te hebben tijdens een sollicitatiegesprek. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be