gymmen
- gym·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gymmen |
gymde |
gegymd |
zwak -d | volledig |
gymmen
- (sport) onovergankelijk aan gymnastiek doen
de gymmen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gym
- Het woord gymmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gymmen" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be