Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gym·nas·tiek·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gymnastiekzaal gymnastiekzalen
verkleinwoord gymnastiekzaaltje gymnastiekzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

gymnastiekzaal v/m [1]

  1. (sport) sportzaal waarin men kan gymnastieken; zaal waarin gymnastieklessen gegeven worden
     Een paar weken geleden leek er via Ad Hoc nog een nieuw, aantrekkelijk onderdak in beeld: de gymnastiekzaal van de gesloten islamitische basisschool De Tulp. „Een prachtige zaal, als we die toch eens zouden krijgen”, jubelde Nijhuis, de initiatiefnemer van de Weggeefwinkel, toen ze werd uitgenodigd voor een rondleiding. Maar ze kreeg daarbij te horen dat de zaal al was toegezegd aan een yogacentrum. Ze is nog altijd hevig teleurgesteld.[2]
     Volgens ooggetuigen stormde de dader 's ochtends voor het begin van de les de gymnastiekzaal binnen van de school in Roswell.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Geduld gevraagd van Hengelose Weggeefwinkel: hoop gevestigd op Ad Hoc” (25-09-2021), Tubantia
  3.   Weblink bron “Dader schietpartij school VS is 12-jarige scholier” (15 januari 2014), Het Parool