• gunst·koop·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord gunstkoopje gunstkoopjes

het gunstkoopjeo dim. tant.

  1. (handel) iets wat men voordelig koopt
    • Die wagen was werkelijk een gunstkoopje 
45 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be