grote rog
- (IPA in voorbereiding)
- gro·te rog
- verbinding van grote en rog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grote rog | grote roggen |
verkleinwoord | groot rogje groot roggetje |
grote rogjes grote roggetjes |
de grote rog m
- (kraakbeenvissen) Beringraja binoculata een vissensoort uit de familie van de Rajidae . De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1855 door Charles Frédéric Girard
- Het woord 'grote rog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.