Nederlands

 
Familie Corydalidae   (boven), en familie Sialidae   (onder)
Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·vleu·ge·li·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootvleugelige grootvleugeligen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de grootvleugeligev / m

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Megaloptera  , die relatief grote vleugels hebben
Hyperoniemen
Hyponiemen

Bijvoeglijk naamwoord

grootvleugelige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van grootvleugelig
     Hij zag nu, ja, dat de draden sidderden - dat aan het uiteinde twee grootvleugelige dieren zich spanden om een eigen hemelse weg te gaan. En terwijl hij nog keek, daalden de vogel en de vlinder, en zetten zich op gewassen.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De mooiste verhalen.” (1988), De Boekerij, Amsterdam, ISBN 9022509214, p. 204