Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootbedrijf grootbedrijven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

grootbedrijf o [1]

  1. onderneming met meer dan 250 werknemers
    • D66 stelt dat subsidies voor het bedrijfsleven alleen nog naar innovatieve en jonge ondernemers in het midden- en kleinbedrijf gaan en niet langer naar multinationals. 'Het is lastig te verkopen dat het grootbedrijf overheidsgeld nodig heeft om in Afrika te investeren. De minister moet selectiever zijn', aldus Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma. [2] 
    • "Het heeft er alle schijn van dat Nederland een oogje dichtknijpt bij het ontwijken van belasting door het internationale grootbedrijf", zegt SP-Kamerlid Arnold Merkies. [3] 
    • Het lijkt er dus op dat de grondslag gelijk wordt maar door het lagere tarief, betaald het grootbedrijf toch minder belasting. [4] 
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen