[1] grondsteen
  • grond·steen
enkelvoud meervoud
naamwoord grondsteen grondstenen
verkleinwoord

de grondsteenm

  1. een steen die aan de basis van een gebouw ligt
  2. een steen die zorgt voor het verband van een gebouw
  3. (figuurlijk) het eerste begin
    • Met de koop van een houtsnede van Max Pechstein, 40 jaar geleden, legde de Wiesbadense zakenman Frank Brabant de grondsteen voor een van de belangrijkste Duitse privécollecties. [3] 
    • "We hebben de grondsteen gelegd voor de toekomst", verliet Jürgen Klinsmann na zijn ontslag vandaag bij Bayern München toch enigszins met opgeheven hoofd de Duitse recordkampioen. [4] 
    • Ja, ,,in die zin is de hele moderne geschiedenis sinds de achttiende eeuw utopisch [...], dat wil zeggen: gewijd aan de grenzeloze wereldverandering. Dat de communist Hobsbawm erkent dat ook de ,,oorspronkelijk sociaal-utopische American Dream, sinds president Jefferson (1801-1809) grondsteen van de Amerikaanse onafhankelijkheid, dit ideaal belijdt, toont aan dat je niet communist hoeft te zijn om dat te geloven. We kunnen ons zelfs afvragen of dit geloof niet sterker leeft in Amerika dan in Europa. [5] 
88 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]