Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • grijs·bok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grijsbok grijsbokken
verkleinwoord grijsbokje grijsbokjes

Zelfstandig naamwoord

de grijsbokv / m

  1. (evenhoevigen) Raphicerus melanotis   evenhoevige uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Thunberg in 1811. Het dier heeft een roodbruine pels vol opvallend witte haren, waaraan het dier zijn naam dankt
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)

Gangbaarheid

Meer informatie