Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grens·over·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grensovergang grensovergangen
verkleinwoord grensovergangetje grensovergangetjes

Zelfstandig naamwoord

de grensovergangm

  1. plaats waar men een grens kan overschrijden, grenspost
    • Demonstranten blokkeren sinds vanmorgen de grootste grensovergang tussen de Europese Unie en Belarus. Met het protest willen ze een belangrijke transportader voor goederen naar Rusland doorsnijden. [1] 
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen