gratin
- gra·tin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gratin | gratins |
verkleinwoord | - | - |
de gratin m
- (kookkunst) gerecht dat bovenop is voorzien van een lichtbruin korstje
- Alleen die ver doorgegratineerde aardappel-kaasgratin is een te grote versjteerder met die gebrande kaassmaak. Als het dan een gratin moet zijn, maak er dan een met alleen room met wat klontjes boter erop: als die gratineert krijg je een veel mooiere, beter in te passen smaak. [1]
- Het woord 'gratin' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gratin" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Dam, J. van"Proefwerk. Tussen servet en tafellaken" in: Het Parool jrg. 55 nr. 15575 (23 november 1995); p. 17 kol. 6; geraadpleegd 2018-09-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
gratin m
- (verouderd) korst
- (kookkunst) gratin
- (figuurlijk) maatschappelijke bovenlaag
- (spreektaal) het neusje van de zalm [1]