1. Een gratin van macaroni.
  • gra·tin
enkelvoud meervoud
naamwoord gratin gratins
verkleinwoord - -

de gratinm

  1. (kookkunst) gerecht dat bovenop is voorzien van een lichtbruin korstje
    • Alleen die ver doorgegratineerde aardappel-kaasgratin is een te grote versjteerder met die gebrande kaassmaak. Als het dan een gratin moet zijn, maak er dan een met alleen room met wat klontjes boter erop: als die gratineert krijg je een veel mooiere, beter in te passen smaak. [1]
82 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]


gratin m

  1. (verouderd) korst
  2. (kookkunst) gratin
  3. (figuurlijk) maatschappelijke bovenlaag
  4. (spreektaal) het neusje van de zalm [1]