grasperk
- gras·perk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grasperk | grasperken |
verkleinwoord | grasperkje | grasperkjes |
het grasperk o
- afgegrensd grasveld in tuin of park
- Vooral met grote verbazing kijkt Johan van der Lee sinds maandagavond naar het grasperkje bij zijn woning in Waspik. Volwassenen van tussen de twintig en veertig jaar oud zijn er voor slechts één ding: het zoeken naar pokéballs, waar pokémon mee te vangen zijn.[2]
- Goddank was ik door de aanrijding op een grasperk beland, waardoor de ondergrond daar nog een beetje meegaf. Een paar centimeter terug op het asfalt was dat erger geweest en had ik mijn enkel volgens de doktoren wel kunnen afschrijven.”[3]
- Het woord grasperk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grasperk" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 13 jul. 2016 Overal beestjes
- ↑ de Telegraaf EVERT SANTEGOEDS 29 dec. 2015 Heftig motorongeluk Maarten Heijmans
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be