• gras·etend
stellend
onverbogen grasetend
verbogen grasetende
partitief grasetends

grasetend [1]

  1. van een dier dat het gras gebruikt als voedsel
    • Ga voor de grap eens kijken: bij één super staan tot wel zestig soorten boterhamvet. Boter van grasetende koeien, zoute boter, biologische boter, smeerbare boter, weideboter, boter om te bakken en braden, boter met olijfolie en ga zo maar verder. [2] 
    • In het openingshoofdstuk schuimt het hoofdpersonage, Sneeuwman, een verlaten strand af op zoek naar etensresten. Hij is de enige menselijke overlevende van een niet nader gespecificeerde Apocalyps. Oceaangolven spoelen over autowrakken die als ersatz-golfbrekers boven het wateroppervlak uitsteken. Af en toe wordt Sneeuwman benaderd door de nieuwe aardbewoners: vredelievende, grasetende mutanten met perfecte lichamen en heldergroene ogen. De kinderen van Crake, zoals ze door Sneeuwman worden genoemd, benaderen het ideaalbeeld dat aan bepaalde primitieve stammen wordt toegedicht. [3] 
90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]