• gor·te·brij
enkelvoud meervoud
naamwoord gortebrij gortebrijen
verkleinwoord

de gortebrijm

  1. (voeding) pap gemaakt van gerst
    • In een oogwenk zat de kat op 't dak. Ze nam een zwaren steen en gooide hem uit al haar kracht door de schouw, zóó dat hij recht in de gortebrij viel en zóó geweldig, dat de kokende pap langs alle kanten uiteenspatte, zoodat de wolven, bedresseld en begaaid, vierklauwens uiteenstoven en al jankende en vloekende het huis uitstormden. [2] 
77 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]