Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glans·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen glansloos glanslozer glansloost
verbogen glansloze glanslozere glanslooste
partitief glansloos glanslozers -

Bijvoeglijk naamwoord

glansloos

  1. zonder glans, zonder eer
    • Hij had een kleine onopvallende, glansloze rol in de mislukte film. 
    • Veel mensen prefereren een hoogglans verf boven een matte, glansloze verf. 
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be