glacioloog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: glacioloog (hulp, bestand)
Woordafbreking
- gla·cio·loog
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Middenfranse dialect (Francoprovençaals): glace, "ijs" of Latijn: glacies, "ijs" met het achtervoegsel -loog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glacioloog | glaciologen |
verkleinwoord | glacioloogje | glacioloogjes |
Zelfstandig naamwoord
de glacioloog m
- (wetenschap), (beroep) beoefenaar van de glaciologie, de bestudering van ijs, gletsjers en landijs
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord glacioloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.