• gi·ve
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord habere (hebben) via het Oudnoorse woord gefa.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
give
giver
gav
givet
volledig

give

  1. [1]: geven
  • [1]: give sig til kende
1. openbaren, zich te kennen geven
2. blijken, opdagen
  • [1]: give til kende
ter kennis brengen, kond doen


  • Afkomstig van het Oudengelse given.
vervoeging
onbepaalde wijs to  give 
he/she/it  gives 
verleden tijd  gave 
voltooid
deelwoord
 given 
onvoltooid
deelwoord
 giving 
gebiedende wijs  give 

give

  1. geven