Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gim·mick
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vernuftig apparaat, laatste snufje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1962 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord gimmick gimmicks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gimmickm

  1. (nutteloze maar) opvallende eigenaardigheid
    • Geluid is in orde, alleen lage tonen vliegen wat uit de bocht. Scoort op design: prima afwerking, bordeauxrode boxen en een retro uiterlijk met buisjes die na het inschakelen (te) langzaam oplichten. Al lijkt dat vooral een leuke gimmick. [4] 
    • De letter is volgens Hendriks bij uitstek geschikt om die ene kantoorplaaggeest mee aan te pakken. ,,Iedere werkvloer heeft wel iemand die anderen graag een hak zet, die zout in de koffie strooit of andere geintjes uithaalt. Met de strafletter is hij een keer aan de beurt. We hebben de letter opgestuurd naar verschillende bedrijven met een nominatieposter erbij. Daarop kan iedereen aankruisen wie hem zou moeten krijgen. Het is voor de fun, een gimmick.’’ [5] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen