Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zags·vol
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gezagsvol gezagsvoller gezagsvolst
verbogen gezagsvolle gezagsvollere gezagsvolste
partitief gezagsvols gezagsvollers -

Bijvoeglijk naamwoord

gezagsvol

  1. met veel gezag
    • De gezagsvolle leraar had ook veel respect voor zijn hardwerkende leerlingen. 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be