• ge·wrichts·pijn
enkelvoud meervoud
naamwoord gewrichtspijn gewrichtspijnen
verkleinwoord gewrichtspijntje gewrichtspijntjes

de gewrichtspijnv / m

  1. (medisch) pijn aan één of meer gewrichten
     De ziekte van Lyme kan ontstaan na een beet van een teek. Per jaar lopen ongeveer 25.000 Nederlanders die ziekte op. Volgens de Lymevereniging houdt ongeveer 10 procent van die patiënten klachten zoals gewrichtspijn en vermoeidheid. Zij worden chronische lymepatiënten genoemd.[2]
     Sharon voelt zich altijd uitgeput; lichamelijk en geestelijk maar ook cognitief. Het verwerken van informatie kost haar veel moeite. Een boek lezen of tv kijken kan ze daarom eigenlijk niet. "Op een goeie dag voel ik me alsof ik griep heb", vertelt ze. Ze heeft veel last van spierpijn en gewrichtspijn en heeft daarnaast hartklachten uitvalverschijnselen en migraineaanvallen. "Er gaat geen dag voorbij dat ik geen hoofdpijn heb."[3]
     De meeste mensen worden er niet ziek van; sommigen krijgen ziekteverschijnselen als koorts, uitslag of gewrichtspijn. Het zika-virus wordt verspreid door muggen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Chronische lymepatiënten denken soms aan zelfdoding'” (Zaterdag 13 april 2019, 03:13), NOS
  3.   Weblink bron “Q-koortspatiënt: deze vergoeding is bijna lachwekkend” (Maandag 24 september 2018, 19:16), NOS
  4.   Weblink bron “Brazilië heft medische noodtoestand zika-virus op” (Vrijdag 12 mei 2017, 04:57), NOS