• ge·we·tens·vraag
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vraag waarbij men zijn geweten raadpleegt’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • samenstelling van  geweten  en  vraag  met het invoegsel -s-  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gewetensvraag gewetensvragen
verkleinwoord gewetensvraagje gewetensvraagjes

de gewetensvraagv / m [3]

  1. vraag over je diepste gevoelens waar je een eerlijk en gewetensvol antwoord op moet geven in plaats van een sociaal wenselijk antwoord
    • Een gewetensvraag voor witte popliefhebbers: had je de Beatles en de Stones, of Joy Division, The Smiths of Nirvana, net zo goed gevonden als ze zwart waren geweest?[4] 
    • `Kijk eens aan: Mo begreep er niets meer van. Misschien voelde Morten aan dat zijn positie in gevaar was en ging hij nu zoete broodjes bakken. Vooruitdenken, daar was hij goed in. 'Mag ik je een gewetensvraag stellen, Margareth?' `Jij altijd: ` Wie denk je dat een betere partijleider zou zijn, jij of ik?' Margareth keek hem schuin aan. `Mo Limam, het feit alleen al dat je die vraag stelt, toont aan dat jij het in elk geval niet bent. Als je jezelf niet de beste vindt, kun je niet winnen. Als je niet van jezelf houdt, wordt er niet van je gehouden. Als je niet in jezelf gelooft, overtuig je niemand. Maar je bent wel een heel sympathieke gozer. Hou dat vast, Mo:[5]