gewetensbezwaarde

  • ge·we·tens·be·zwaar·de
enkelvoud meervoud
naamwoord gewetensbezwaarde gewetensbezwaarden
verkleinwoord

de gewetensbezwaardev / m

  1. iemand die een bepaalde handeling weigert te doen omdat hij of zij die niet met zijn geweten in overeenstemming kan brengen
    • Die vrijheid van godsdienst moet er nu eenmaal wezen, vinden de confessionele partijen, al benadrukte Madeleine van Toorenburg van het CDA dat niemand anders van die vrijheid last mag hebben. Alle andere partijen vinden dat je als gewetensbezwaarde tegen het homohuwelijk gewoon geen ambtenaar van de burgerlijke stand moet zijn. [2] 
    • PvdA'er Pierre Heijnen, die zich net als Van Gent heeft ingezet niet langer gewetensbezwaarde trouwambtenaren aan te stellen bij gemeenten, was ook niet blij met de 'afwijzende reactie van het kabinet'. Gerard Schouw van D66 stelt begin augustus met een initiatiefwetsvoorstel te komen om de zaak alsnog te regelen. 'Spies doet niets aan weigerambtenaren', aldus Schouw. [3] 
    • ‘Zelf was ik in 1991 een van de laatste Belgische “gewetensbezwaarden”. Dat had het nadeel dat ik hier als enige jongere zat, want normaal gezien deed je zoiets met twee. In het begin werd je wat apart behandeld, maar na negentien maanden was ik goed geïntegreerd. Ik heb toen nog de opleiding Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer gevolgd en ben in de sector aan de slag gegaan. De burgerdienst is voor mij nog zeer actueel want tot op vandaag hebben we in het centrum jongeren uit Oostenrijk die hier burgerdienst komen vervullen.’ [4] 
91 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]