• ge·weer·schut·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord geweerschutter geweerschutters
verkleinwoord - -

de geweerschutterm

  1. iemand die projectielen afschiet door een draagbaar, met beide handen bediend wapen met een lange loop
    1. (militair) soldaat van de landmacht
       Vroeger kon Defensie jaarlijks de meest geschikten selecteren uit een bestand van 90.000 jonge mannen. Nu is men geheel afhankelijk van het aanbod op de arbeidsmarkt. Een ingenieur als geweerschutter, zoals voorheen wel voorkwam, behoort voorgoed tot het verleden.[1]
    2. (sport) beoefenaar van bepaalde onderdelen van de schietsport
       Gagan Narang uit India heeft zoals menig ander geweerschutter een complete constructie om zijn hoofd heen gebouwd die moet leiden tot een optimaal zicht en concentratie bij de schietsport.[2]
  1.   Weblink bron
    M. van den Doel
    “Langharige militair met oorring straalt nu eenmaal geen gezag uit” (31 juli 1996) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Jules Seegers
    “De beste foto’s van dag 3 van de Olympische Spelen : Knip- en plakwerk” (30 juli 2012) op nrc.nl