getroebleerd
- ge·troe·bleerd
- In de betekenis van ‘niet goed bij het hoofd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1829 [1]
- vervoeging van troebleren: de stam met omvoegsel ge- -d [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | getroebleerd | getroebleerder | getroebleerdst |
verbogen | getroebleerde | getroebleerdere | getroebleerdste |
partitief | getroebleerds | getroebleerders | - |
- (formeel) niet goed bij het hoofd
vervoeging van: | troebleren… |
verbogen vorm: | getroebleerde |
getroebleerd
- voltooid deelwoord van troebleren
- Het woord getroebleerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getroebleerd" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "getroebleerd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ getroebleerd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be