• ge·span·nen·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord gespannenheid gespannenheden
verkleinwoord

de gespannenheidv

  1. het angstig en alert zijn; het nerveus zijn
     De gespannenheid en de neerslachtigheid die Pierre in de blik van vorst Andrej had opgemerkt, kwamen nu nog duidelijker aan het licht in de glimlach waarmee hij naar Pierre luisterde, vooral op het moment dat Pierre met opgewekte geestdrift sprak over verleden of toekomst.[2]
     Het advertentiesysteem van Facebook is in staat om reclame af te stemmen op de gemoedsrust van de gebruikers. Als voorbeeld wordt een advertentie met 'een zelfvertrouwen-boost voor jongeren' genoemd. Advertenties zijn af te stemmen op emoties als onzekerheid, verslagenheid, gespannenheid, waardeloosheid of stomheid.[3]
  2. iets wat getuigt van het angstig en alert zijn
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “Reclame is emotie, zeker voor Facebook” (01-05-2017), NOS