[1] geronk van een man
 
[2] grote hoorns om het geronk van vliegtuigen te kunnen horen
  • ge·ronk
enkelvoud meervoud
naamwoord geronk
verkleinwoord

het geronko

  1. het aanhoudend snurken
  2. het aanhoudend een ronkend geluid maken
    • Altijd al gemasseerd willen worden door naderend Schipholverkeer? Dat kan dit weekend voor het laatst in het Amsterdamse Bos. Het geronk van overvliegende boeings wordt door een tijdelijk kunstwerk omgezet in vibraties, waardoor de bezoeker die op het kunstwerk ligt een therapeutische massage ervaart.[2] 
    • Ook bij Schellingwoude biedt de binnen de Ring gelegen dijktaludzone ruimte voor zo'n tweeduizend extra woningen. Het goede van het bebouwen van de ringwegzone is dat het Landelijk Noord mooier en stiller maakt. De omgeving ten noorden van de ringweg oogt nu niet fraai en is lawaaiig. Als de taludstrook wordt ingevuld met woningen, zal het nu altijd aanwezige verkeersgeruis en geronk verdwijnen. Een zegen voor Landelijk Noord. [3] 
  3. het aanhoudend opscheppen en snoeven
94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]