gerieven
- ge·rie·ven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gerieven |
geriefde |
geriefd |
zwak -d | volledig |
gerieven [2]
- overgankelijk (formeel) bijstaan, helpen, aangenaam maken
- ▸ Hij had maar een klein gevolg meegebracht: zijn enige zoon Prins Valke, vier ridders, en een handvol lakeien en adjudanten, zodat ze, zoals Koning Deuel het uitdrukte: `Zo vrij waren als de vogels, die gezegende schepsels die door de lucht zwieren, om te gaan waar het ons lust en naar het ons gerieft.[3]
de gerieven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gerief
- Het woord gerieven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gerieven" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ gerieven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Lyonesse: De tuin van Suldrin” (1984), Uitgeverij Meulenhoff , ISBN 9029015152
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be