ontrieven
- ont·rie·ven
- In de betekenis van ‘ongemak veroorzaken’ voor het eerst aangetroffen in 1427 [1]
- afgeleid van gerief met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontrieven |
ontriefde |
ontriefd |
zwak -d | volledig |
ontrieven [3]
- overgankelijk (formeel) hinderen, ongemak veroorzaken
- Het woord ontrieven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontrieven" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "ontrieven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ontrieven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be