geribbeld
- ge·rib·beld
- pseudodeelwoord afgeleid van ribbel zn met het omvoegsel ge- -d, of vervoeging van ribbelen: de stam met omvoegsel ge- -d [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geribbeld | geribbelder | geribbeldst |
verbogen | geribbelde | geribbeldere | geribbeldste |
partitief | geribbelds | geribbelders | - |
geribbeld [2]
- met ribbels, voorzien van ribbels
- Met geribbelde tegels worden blinden naar de perrons geleid.
vervoeging van: | ribbelen… |
verbogen vorm: | geribbelde |
geribbeld
- voltooid deelwoord van ribbelen
- Het woord geribbeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geribbeld" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be