Heel wat meer indruk maakte Costello toen hij, gezeten op een stoeltje, overschakelde op wat rustiger repertoire. Walkin' my baby back home, een liedje uit de jaren dertig, was de opening van een serie songs waarin Costello's stem eindelijk eens wat warmer en vriendelijker klonk. Ook wel lekker dat daarbij dat geram op de gitaar plaatsmaakte voor fingerpicking. Het was ook het moment waarop in Costello de verhalenverteller loskwam. [1]
Uncle Murda’s single ‘Get the Strap’ knalt er aan het begin nog even goed in, en ‘Many Men (Wish Death)’ is in een met lichtjes gevulde zaal een minuut lang magisch, totdat muzikanten en back-up rappers ook daar alle subtiliteit uit rammen en schreeuwen. In deze context verdrinkt zelfs een kraker als ‘In Da Club’ – waarvan je letterlijk alleen de beat hoeft aan te zetten om het publiek te laten kolken – in lelijke chaos, met een afschuwelijk misplaatste gitaarsolo en lomp geram op de drums. [2]