• ge·mor
enkelvoud meervoud
naamwoord gemor -
verkleinwoord - -

het gemoro

  1. een uiting van ontevredenheid, ongenoegen of ergernis
    • Ondanks gemor van verschillende aandeelhouders krijgt de top van bierbrouwer H. een hoger salaris. 
86 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be