Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·le·gen·heids·trio
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gelegenheidstrio gelegenheidstrio's
verkleinwoord gelegenheidstriootje gelegenheidstriootjes

Zelfstandig naamwoord

het gelegenheidstrioo

  1. (sport) team van drie sporters die voor één keer samen deelnemen aan een wedstrijd
     Bij de EK afstanden in het Russische Kolomna hebben na de Nederlandse vrouwen ook de Nederlandse mannen de Europese titel op de ploegenachtervolging in de wacht gesleept. Het gelegenheidstrio Jan Blokhuijsen, Marcel Bosker en Simon Schouten reed met een prima tijd naar het goud: 3.42,78.[1]
     Bij de mannen stelde bondscoach Kuiper noodgedwongen een onervaren gelegenheidstrio op omdat de ploegenachtervolging in Salt Lake niet in de voorbereiding van de olympisch kampioenen Sven Kramer, Jan Blokhuijsen en Koen Verweij paste.[2]
  2. (muziek) groep van drie muzikanten die één keer samen optreden
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “EK-goud voor Oranje, Blokhuijsen wint knotsgekke massastart” (Zondag 7 januari 2018, 15:10), NOS
  2.   Weblink bron “Wennemars: Nederland neemt ploegenachtervolging niet serieus” (Zaterdag 9 december 2017, 09:32), NOS