Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·laarsd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen gelaarsd
verbogen gelaarsde
partitief gelaarsds

Bijvoeglijk naamwoord

gelaarsd

  1. Met laarzen aan
    • Gepakt en gelaarsd gingen ze op pad. 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be