• ge·ke·tend
vervoeging van: ketenen…
verbogen vorm: geketende

geketend

  1. voltooid deelwoord van ketenen
stellend
onverbogen geketend
verbogen geketende
partitief geketends

geketend

  1. vastgemaakt met kettingen
    • De aan de voeten geketende gevangenen schuifelden langzaam door de gangen. 
  2. (figuurlijk) gebonden aan iets of iemand zijn terwijl je dat niet zou willen
    • Door de lage huizenprijs en zijn veel te hoge hypotheek was hij geketend aan zijn huis, baan en vrouw, hij kon geen kant meer op.