geheimhoudingsplicht

  • ge·heim·hou·dings·plicht
enkelvoud meervoud
naamwoord geheimhoudingsplicht geheimhoudingsplichten
verkleinwoord

de geheimhoudingsplichtv / m

  1. de plicht waartoe bepaalde personen gehouden zijn en het recht dat zij kunnen inroepen om te weigeren de geheimen bekend te maken die hun zijn toevertrouwd of waarvan zij kennis dragen wegens hun staat of beroep
     Als arts heb ik een geheimhoudingsplicht over mijn patiënten', zei ik.[2]
  2. de afspraak tussen bepaalde personen om bepaalde informatie niet met anderen te delen
     In de verklaring, die hij uitbracht na een gesprek met ambtenaren van het ministerie van VWS, staat dat de prijzen bestonden uit productiekosten "plus een post om risico's op te vangen". Of hij er, met zijn compagnons, winst op heeft gemaakt staat er niet in. Ook in een toelichting aan de NOS zegt hij daar niets over te kunnen zeggen, naar eigen zeggen vanwege een geheimhoudingsplicht. Hoe hoog de risico-opslag was, is niet duidelijk.[3]
     Maar helaas kan ik je dat antwoord niet geven. .... Omdat ik me moet houden aan mijn geheimhoudingsplicht, zei hij ten slotte.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron “Van Lienden geeft verklaring over mondkapjesdeal, zegt niets over winst” (17-05-2021), NOS
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767