Nederlands

 
geestelijkheid van verschillende religies
Uitspraak
Woordafbreking
  • gees·te·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geestelijkheid geestelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geestelijkheidv

  1. (religie) de gezamenlijke geestelijken (persoon die, vaak door een bepaalde religieuze wijding, de bevoegdheid heeft gekregen om godsdienstonderricht te geven en/of bepaalde gewijde handelingen te verrichten en/of religieuze bestuursfuncties uit te oefenen)
    • Met steun uit Saoedi-Arabië werd een hele generatie in een buitenissige vorm van islam gedrenkt. Nu strijdt het rijk van Salman Al-Saud tegen zijn radicaalste discipelen: IS. Gaat hij ook hun ideologie - die van zijn geestelijkheid - bevechten?.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Rob Vreeken 2 mei 2015