• (IPA in voorbereiding)
  • geel·buik·dik·bek·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord geelbuikdikbekje geelbuikdikbekjes

het geelbuikdikbekjeo dim. tant.

  1. (zangvogels) Sporophila nigricollis   een zangvogel die voorkomt in grote delen van de noordelijke helft van Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. De vogel is in 1823 geldig door de Franse natuuronderzoeker Louis Jean Pierre Vieillot beschreven