Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·doemd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: doemen…
verbogen vorm: gedoemde

gedoemd

  1. voltooid deelwoord van doemen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gedoemd gedoemder gedoemdst
verbogen gedoemde gedoemdere gedoemdste
partitief gedoemds gedoemders -

Bijvoeglijk naamwoord

gedoemd

  1. onvermijdelijk afgaand op iets slechts
    • Zijn wilde plannen waren gedoemd om te mislukken en dat deden ze dan ook. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be