gebieden
- ge·bie·den
- In de betekenis van ‘(als heerser) bevelen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- afgeleid van bieden met het voorvoegsel ge- [2]
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
gebieden | gebiedend |
gebod | geboden |
gebied |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gebieden |
gebood |
geboden |
klasse 2 | volledig |
gebieden
- overgankelijk een dwingende opdracht geven
- De nieuwe heerser gebood hen alle wapens in te leveren.
- gebieder, gebiedster, gebod
- zie ook gebied
de gebieden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gebied
- Het woord gebieden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebieden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "gebieden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gebieden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be