Nederlands

 
[1] gaslicht
Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·licht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gaslicht gaslichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gaslichto

  1. een lamp die licht geeft door het verbranden van gas
  2. het licht dat geproduceerd wordt door brandend gas
     Hij voelde zich gekwetst door heel die omgeving van bronzen beelden, spiegels, gaslicht en Tataarse kelners.[2]
     Feestelijkheden: In Amsterdam worden die avond –het is zomer, dus laat donker– het paleis, de Nieuwe Kerk en verschillende grachtenhuizen verlicht met gaslicht.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    Wim Hulsman
    “Inhuldiging Willem III: Minder franje, geen kerkdienst” (9 april 2013), Reformatorisch Dagblad