Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gar·de·nia
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem, van modern Latijn gardenia: afgeleid met het achtervoegsel -ia van de naam van de 18e-eeuwse Schotse botanist A. Garden  , in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord gardenia gardenia's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gardeniav / m

  1. (plantkunde) naam voor struiken of kleine bomen uit het geslacht Gardenia   uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae  )
  2. (plantkunde) bloem van een plant uit het geslacht Gardenia  
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen