gardenia
- gar·de·nia
- eponiem, van modern Latijn gardenia: afgeleid met het achtervoegsel -ia van de naam van de 18e-eeuwse Schotse botanist A. Garden , in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gardenia | gardenia's |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) naam voor struiken of kleine bomen uit het geslacht Gardenia uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae )
- (plantkunde) bloem van een plant uit het geslacht Gardenia
-
1. Een gardenia (Gardenia jasminoides ).
-
1. Een gardenia (Gardenia thunbergia )
-
2. Een gardenia (Gardenia taitensis )
-
2. Een vaas met gardenia's.
- Het woord gardenia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gardenia" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "gardenia" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gardenia op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be