ganzenpas
- gan·zen·pas
- samenstelling van gans en pas met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ganzenpas | ganzenpassen |
verkleinwoord | ganzenpasje | ganzenpasjes |
de ganzenpas m
- (militair) paradepas waarbij het been hoog gestrekt wordt en de voet vervolgens met kracht wordt neergezet zonder de knieën te buigen
- de nazi's paradeerden bij voorkeur in ganzenpas
- Het woord ganzenpas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ganzenpas" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be