• fun·di
  • van Duits  Fundi zn , rond 1982 in zwang gekomen als aanduiding voor een stroming binnen de ecologische partij Die Grünen, op te vatten als (verkorting) van fundamentalist, maar dan niet in de extremistische betekenis
enkelvoud meervoud
naamwoord fundi fundi's
verkleinwoord fundietje fundietjes

de fundim

  1. (politiek) iemand van de politieke strekking die fundamentele, principiële strijdpunten tracht te realiseren
  2. (figuurlijk) (pejoratief) iemand die hardnekkig en principieel aan eerdere uitgangspunten van een groep vasthoudt

de fundimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fundus
39 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be