fulminaat
- ful·mi·naat
- Naamwoord van handeling van fulmineren met het achtervoegsel -aat [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fulminaat | fulminaten |
verkleinwoord | fulminaatje | fulminaatjes |
fulminaat [2]
- (scheikunde) zout van knalzuur
- Het woord 'fulminaat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.