Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • full co·lour
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen full colour
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

  1. volledig in kleur
    • De krant voor de werkgevers in de regio Noord Holland is vandaag gepresenteerd. Het is een full colour uitgave van zestien pagina's met daarin een selectie van vijfhonderd kandidaten. Per kandidaat worden een korte cv vermeld, de taken die hij of zij kan uitvoeren, opleiding, ervaring en een nummer van Arbeidsvoorziening. In de krant zijn wegens de privacywetgeving geen namen, leeftijden of pasfoto's afgedrukt.[1] 
    • Daar wil ik zijn, is de eerste gedachte bij het kijken naar het omslag van Ah Triëst. Op de zwart-wit foto staat 'het open havenfront bij piazza Tommaseo, circa 1900'. En als ik zeg dat ik daar wil zijn, bedoel ik niet dat ik zin heb om naar Triëst te gaan, maar dat ik daar wil zijn - op die foto van Triëst, niet in het full colour heden maar circa 1900, tussen die mannen met hoeden op en lange jassen aan die de eerste zon van het jaar kennelijk nog niet vertrouwen.[2]  
Synoniemen
Antoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord full colour full colours
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de full colourm

  1. (media) een drukwerk dat helemaal in kleur gedrukt is

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC 10 oktober 2000
  2. Volkskrant ARJAN PETERS 7 juli 2012,