• fruit·sa·la·de
enkelvoud meervoud
naamwoord fruitsalade fruitsalades
verkleinwoord

de fruitsaladev / m

  1. (voeding) koude schotel met verschillende soorten fruit
     Ze aten dat zo zelden, dat hij een verse fruitsalade bij zijn boterham een traktatie zou vinden.[2]
     Om met alleen een idee ver te komen in de rechtszaal, moet het een uitgewerkt idee zijn. "Als ze een hele fruitsalade in een bepaald patroon aan de muur had gehangen, was het waarschijnlijker dat het een beschermd kunstwerk was."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Sophie Green (vert. Els Franci-Ekeler)
    “De leesclub aan het einde van de wereld” (2019), Uitgeverij De Fontein  , ISBN 9789026144929
  3.   Weblink bron “Idee getapete banaan 'gestolen' van Nederlandse studente” (9 december 2019), NOS