frisling
- fris·ling
- Leenwoord uit Duits Frischling.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frisling | frislingen |
verkleinwoord | frislingetje | frislingetjes |
de frisling m
- (evenhoevigen) (jagerswoord) jong van een everzwijn
1. everjong
- Het woord frisling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.