• fre·a·tisch
  • In de betekenis van ‘m.b.t. de grondwaterspiegel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1947 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'phreatos' (waterput) met het achtervoegsel -isch [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen freatisch freatischer
verbogen freatische freatischere
partitief freatisch freatischers -

freatisch

  1. (waterbeheer) m.b.t. de grondwaterspiegel van onafgesloten grondwater
    • Een freatische watervoerende laag. 
12 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[3]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.