1. Versneld getoonde fototropie bij jonge bonenplantjes.
  • fo·to·tro·pie
enkelvoud meervoud
naamwoord fototropie fototropieën
verkleinwoord - -

de fototropiev

  1. (plantkunde) eigenschap van planten dat ze naar het licht toe groeien (of voor wat betreft de wortels: van het licht af)
     Aan de zonnebloem wordt vaak een fototropie toegeschreven die er niet is: de bloemen zouden permanent op de zon gericht blijven en dat veronderstelt een beweeglijkheid die bijna met het blote oog te volgen zou zijn.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Karel Knip
    “Groeikrommen” (1 mei 2004) op nrc.nl